2015-1 Jan Beuving
De hogeschool-liedteksttraditie is bij Jan Beuving in goede handen
Gezien op:
Te zien t/m:
De oudejaarsvoorstelling van Jan Beuving komt niet op televisie. En daar is hij niet rouwig om, want hij is blij met de anderhalf uur concentratie die het publiek in het theater normaal gesproken opbrengt, op die ene gast vooraan na die toch even zijn telefoon pakte. Niemand zet een schaal oliebollen of bitterballen neer, en er belt niemand aan. Alleen aandacht voor de geweldige teksten van Jan Beuving en de authentieke muziek van zijn vaste maat aan de piano Tom Dicke en dit keer nog een extraatje met Izak Boom op diverse instrumenten.
Een aantal grootmeesters in de liedtekstkunst, zoals Willem Wilmink, Drs. P, Jeroen van Merwijk en George Groot is niet meer onder ons of doen het heel rustig aan, zoals Kees Torn, Ivo de Wijs en Jan Boerstoel. Maar gelukkig lopen er nog klasbakken rond als Jurrian van Dongen en vooral Jan Beuving.
In een hilarisch lied in zijn oudejaarsshow 2025-1 over de naaktslak is Beuving Drs. P, ook al zou de Drs. bij dit onderwerp niet snel een link leggen naar asiel en woningnood. In een gevoelig lied over zijn zoon, die van vader Jan een smartphone voor zijn elfde verjaardag gekregen heeft, is hij Wilmink. Maar Beuving is veel meer dan klones van een aantal van zijn eigen helden. Vrijwel niemand kan zo grenzeloos en oprecht bewonderen als Beuving doet in een lied over collega Theo Nijland, wiens einde van zijn loopbaan beduidend minder aandacht kreeg dan de streep die Youp van ’t Hek onder zijn podiumcarrière zette. Die ongelijkheid wordt in Beuvings ode helemaal goed gemaakt.
Naast de bijna bovennatuurlijke taalvaardigheid is Beuving altijd te herkennen aan een zekere zachtmoedigheid en een ongemakkelijke houding tegenover moderniteiten. De smartphone die hij zijn zoon heeft gegeven en die hij zelf principieel niet heeft, stemt hem enigszins bitter, want wat er allemaal op dat kleine scherm verschijnt is vooral gif. De zoon is volwassen geworden, terwijl vader kind is gebleven.
De wiskundige in Beuving komt regelmatig naar voren, als hij het over een lijn of een kwadraatgetal heeft. Zo mogen we blij zijn dat we straks in het jaar 2025 leven, want dat is een mooi kwadraatjaartal (45x45). De volgende keer is pas in 2116 (46x46) en dan is iedereen in de zaal dood, en de vorige was 1936 (44x44) en, zo checkt Beuving even, dat heeft niemand in de zaal meegemaakt, ook al weet vrijwel iedereen in het publiek nog wat De Gele Gids is. Maar 2025-1 is vooral een glashelder tijdsbeeld: het individualisme is doorgeschoten en persoonlijk contact is bijna taboe geworden.
Er zit veel zelfreflectie in de voorstelling, want naast zijn moeite met de nieuwe verworvenheden, ontdekt deze beminnelijke christen dat er soms ook foute gedachten en vooroordelen in hem zelf schuilen, en dat de dagelijkse beslommeringen soms de grote wereldgebeurtenissen in de hoek schuiven. Dat laatste komt naar voren in een schitterend lied over de overleden/vermoorde Russische oppositievoorman Navalny.
Ook zit zijn wikken en wegen, naar beide kanten luisteren, niet veroordelen, niet kwaad worden, althans niet in het openbaar en het iedereen naar de zin maken, zodat hij niet meer gepest wordt, zoals dat in zijn jonge jaren gebeurde, en eindeloos nuanceren hem wel een beetje in de weg. Want de scheiding tussen zo’n houding en onverschilligheid is soms angstig dun. Maar uiteindelijk maakt Beuving van het midden echt het Gouden Midden. Mijn hemel, wat zou de wereld er oneindig veel plezierig uitzien als we allemaal een fractie van zijn eloquentie, en een paar ons van zijn tolerantie en invoelingsvermogen zouden hebben. Die laatste kwaliteit gebruikt hij in twee ‘kruip in de huid’-verhalen, waardoor we de sociale frustraties van een schoonmaker en een oudere homoseksueel goed kunnen begrijpen. Beuving is geen showman, maar wat is 2025-1 een geweldige show.
Regie: Geert Lageveen, techniek: Rob Touwslager.