Daria Bukvić is de meest militante van de jonge vrouwelijke regisseurs, foto Linda Stulic

Feministische golf in theaters

Ze zijn vrouw, rond de dertig, ze maken carrière bij de grote gezelschappen en scoren opvallend goed met theater dat expliciet feministisch genoemd wordt: Eline Arbo, Daria Bukvić, Nina Spijkers. De nieuwe generatie millennials in theaterland wil niet alleen vermaken, verontrusten, verdiepen of troost bieden, maar expliciet onrecht aan de kaak stellen en verandering teweegbrengen.

Tekst: Margriet Prinssen

Is het zelfverzekerdheid en vanzelfsprekendheid die deze generatie onderscheidt van vorige? Waar voorheen nog weleens de wenkbrauwen werden gefronst bij het begrip ‘feminisme’ in combinatie met theater, lijkt dat een gepasseerd station. Boodschappen doe je niet in het theater, maar bij de supermarkt, was lange tijd het adagium. Het begrip ‘feministisch’ wordt breed geïnterpreteerd: er wordt niet alleen naar de verhouding tussen de seksen gekeken – inclusief een warm begrip voor genderkwesties dus alles wat te maken heeft met seksuele identiteit, sociale sekserol en maatschappelijke positie – maar ook naar de verhouding tussen zwart en wit, en andere maatschappelijke kloven. Misschien niet toevallig omdat twee van hen ook uit het buitenland komen, Arbo uit Noorwegen, Bukvić uit Bosnië.

De term ‘vrouwentheater’ dook voor het eerst op tijdens de feministische golf in de jaren tachtig en kwam voort uit het vormingstheater. ‘Het persoonlijke is politiek,’ was het motto. Vrouwen gingen op zoek naar eigen ervaringen, naar herkenning, naar het benoemen van pijnpunten en dilemma’s. In het begin vooral vanuit een slachtofferschap, later meer losgezongen van de alledaagse realiteit en op zoek naar wat de specifieke taal van vrouwen zou kunnen behelzen. Natuurlijk zijn er ook in de jaren erna tal van voorstellingen gemaakt vanuit vrouwelijk of expliciet feministisch perspectief zoals De vagina monologen of De verleiders female, maar de afgelopen tijd lijkt er een opvallende toename van geëngageerd, door vrouwen gemaakt en door feminisme gedreven theater. Er zijn meer vrouwelijke regisseurs, er is sprake van een nieuwverworven elan en zelfbewustzijn.

Wat houdt dat in, feministisch theater? Vanzelfsprekend staat het vrouwelijk perspectief voorop. Theoretisch is het natuurlijk goed mogelijk dat mannen feministisch theater maken, sterker nog: dat gebeurt, maar dat laten we hier omwille van de ruimte onbesproken. Om te beginnen: veel voorstellingen gaan over vrouwen. Maar dat was toch altijd al zo: Hedda Gabler, Drie Zusters?, zal menig lezer nu denken. Natuurlijk zijn er veel boeken, films en theatervoorstellingen waarin vrouwelijke personages een (grote) rol spelen, maar daarin worden zij uitsluitend gedefinieerd door hun relatie tot de mannelijke personages en aan het eind gaan ze altijd dood. Niet gek dat ze niks meemaakten want het openbare leven was tot pakweg halverwege de vorige eeuw immers voorbehouden aan mannen.

Interessant is de zogenaamde bechdeltest, een informele test om fictie te testen op seksisme. Een toneelstuk slaagt voor de test als er minstens twee vrouwelijke personages in voorkomen die een naam hebben en die met elkaar een gesprek voeren over een ander onderwerp dan mannen. In de praktijk blijkt een overgroot deel van het klassieke repertoire te sneuvelen. Dat gebrek aan vrouwelijke protagonisten en/of ‘vrouwelijke onderwerpen’ (tussen aanhalingstekens omdat ze natuurlijk mannen net zo goed aangaan) is voorbij. Kijken we naar een paar willekeurige titels dit seizoen: Yerma van Eline Arbo gaat over het verdriet van een vrouw die niet zwanger kan worden; Baby Crazy gaat over een vrouw die per ongeluk wel zwanger wordt en het heft in eigen handen neemt. Girls and Boys van Bukvić gaat over geweld van mannen tegen vrouwen, verteld vanuit het perspectief van de vrouw. Overigens, een interessante kanttekening, zijn in al deze voorbeelden de teksten geschreven door een man.

Een andere belangwekkende ontwikkeling is het brengen van klassiek repertoire vanuit een ander, vrouwelijk, dan wel feministisch perspectief. Het begrip ‘male gaze’ duikt op, waarmee bedoeld wordt dat naar vrouwen op toneel gekeken werd vanuit een mannelijke blik, waardoor zij gereduceerd werden tot object van verlangen of onderdrukking. Door nu op een andere manier naar de vrouwelijke personages te kijken, breken ze uit het korset waarin ze door de auteur zijn vastgesnoerd. In Het temmen van de feeks uit 2019 nam Spijkers Shakespeares komedie als vertrekpunt voor een onderzoek naar hoe bepalend gender rolpatronen zijn. Ze liet alle vrouwenrollen door mannen spelen en omgekeerd. Dat was een echte eyeopener: ‘Shakespeares tekst getuigt, hoe fraai verwoord ook, van seksisme. Door de rollen om te keren en te spelen met het ‘gender’-perspectief, heb ik dat aan de kaak willen stellen.’ Ze heeft ook een nieuw einde gemaakt waarin de vrouwelijke hoofdrol haar ‘geliefde’ die een niet mis te verstane seksistische monoloog uitspreekt, vermoordt. Zo rekent ze dubbel af met de rol van de onderdanige vrouw. Voor Spijkers was de voorstelling een zoektocht naar haar stem als theatermaker. ‘Ik deed me graag voor als one of the guys. Ook ik heb me weleens schuldig gemaakt aan het wegzetten van feminisme als iets schreeuwerigs en ‘lekker mannen haten’. Pas sinds kort zie ik het juist als kracht dat ik vrouw ben. (...) Time’s up! Onze nieuwe zoektocht gaat over gelijkheid en kracht en niet over het onoverbrugbare verschil tussen mannen en vrouwen en de vrouw als slachtoffer hiervan. Ik ben ervan overtuigd dat de wereld een betere plaats wordt als we ophouden met de stereotype genderbenadering, als we niet voortdurend worden vastgepind op onze plek in de orde der dingen.’

In Drie Zusters (2020) trekt Eline Arbo een parallel tussen Tsjechovs drie zussen die vergeefs op een beter leven hopen en de positie van vrouwen nu: ‘Het gevoel van vastzitten en niet weten hoe je eruit moet komen. Het gevoel van stagnatie in je ontwikkeling. Kinderen krijgen wordt niet gezien als een maatschappelijke kwestie maar als een persoonlijke keuze.’ In haar bewerking gebruikt ze een theatrale vorm: het gaat van klassiek – om te beginnen in 1901, de premièredatum van Drie Zusters – tot super hedendaags, in 2020, scherend langs de vier feministische golven, zowel inhoudelijk als muzikaal en in de vormgeving. Ook in De uren (2021) portretteert ze vrouwen in drie verschillende perioden van de twintigste eeuw, waardoor de ontwikkeling van de emancipatiebeweging maar ook de rolpatronen die verborgen liggen in onze cultuur duidelijk worden. Politiek en theater, het zijn lang elkaar uitsluitende werelden geweest; dat is nu wezenlijk anders, constateert Arbo: ‘Ik herken bij veel andere makers de drijfveer om theater te maken dat ergens over gáát, dat maatschappelijk betrokken is, waar engagement uit blijkt.’ Voor haarzelf is het inmiddels een vanzelfsprekendheid. ‘Ik wil graag dat de wereld verandert. En ik geloof heilig dat theater daar een bijdrage aan kan leveren.’

Bukvić is inmiddels artistiek leider van Toneelgroep Oostpool waar ze werkt aan een veilige, inclusieve, diverse cultuur. Ze gelooft in het maken van ‘intelligent topentertainment’ waarin je mensen kunt verleiden en tegelijkertijd een geëngageerde boodschap meegeven. Ook in een commerciële film als Meskina geeft ze jonge vrouwen mee: jij bent zelf degene die bepaalt hoe jouw sprookje afloopt. Ze heeft naam gemaakt met Nobody Home, een voorstelling die ze maakte met lotgenoten, die net als zij een vluchtelingachtergrond hebben en die ze heeft leren kennen op de toneelschool in Maastricht: de Bosnische Vanja Rukavina, Majd Mardo uit Syrië en Saman Amini uit Iran. Ze gaan in gesprek met hun moeder en vertellen over hun geschiedenis, over het azc en over de vaak moeilijke weg die ze hebben afgelegd om zover te komen als ze nu zijn. Veelgeprezen, hartverwarmend theater. Melk & dadels (2018) is in zekere zin een vervolg maar nu met vier Nederlands-Marokkaanse vrouwen. Ook hier een snelle afwisseling van sketches en een lichte insteek met veel humor ondanks de niet geringe problematiek: het gevoel altijd als ‘de ander’ te worden behandeld, uitgesloten worden door de autochtone Nederlanders; binnen de Marokkaanse gemeenschap de patriarchale gedragsdwang. In een briljante parodie op DWDD laten ze zien hoe Marokkaanse vrouwen door de witte media worden gereduceerd tot willoze slachtoffers van onderdrukking. Telkens word je als toeschouwer op het verkeerde been gezet; er zijn geen gemakkelijke oplossingen. Bukvić is terecht trots op de voorstelling, die wordt bewerkt tot een tv-serie. Maar in hoeverre slaagt de voorstelling er daadwerkelijk in om een nieuw publiek te bereiken, Is het niet vaak ‘preken voor eigen parochie’? Bukvić: ‘Op Melk & Dadels zijn 25.000 mensen afgekomen, voor een aanzienlijk deel van Marokkaans-Nederlandse komaf, waarvan een groot deel nog nooit een voet in de schouwburg had gezet. Het kan dus wel gewoon. Ik weiger mijn tijd te besteden aan cultuurpessimisme. Alles wat je aandacht geeft, groeit. Dan richt ik me liever op de bloemen die ik zelf heb gekweekt.’ Haar meest recente voorstelling Girls and Boys (2021) is een monoloog van de Britse toneelschrijver Dennis Kelly, een ‘onewomanshow’ van Hadewych Minis. Onvervalst feministisch, jubelend ontvangen. Bukvić maakt geëngageerd theater dat tegelijk verleidt en vermaakt. Zoals ook Meskina (2021), haar eerste lange speelfilm die als ‘zwijmelfilm’ hoog scoort maar tegelijk een stoer feministisch pamflet is.

Je zou kunnen zeggen dat in de beginfase feministisch theater vooral ging om het streven naar gelijkheid (emancipatie = gelijk worden aan de man), waarna een fase aanbrak waarin gezocht werd naar de waardering van het verschil en het bewust worden daarvan. Gaat feminisme alleen over de witte, heteroseksuele vrouw? Thans is een meer volwassen fase aangebroken waarin meerstemmigheid wordt omarmd. Er zijn geen dogma’s, er is een grote mate van vrijheid om te onderzoeken wat werkt en er wordt liefdevol veelzijdig, meerkleurig, divers theater gemaakt met een ‘boodschap’ maar ook met relativeringsvermogen en humor. ‘Onze generatie is niet bang om moralistisch te zijn,’ zegt Bukvić in het decembernummer. En Stephanie Louwrier zingt in De verleiders female: ‘Femini Femina Femi bla bla / Fuck jou ik ben een feminist’.