Column Gijs Scholten van Aschat: Waarom mensen lachen
Ik speel al weer een tijdje Husbands and Wives van Woody Allen. En het is leuk om te merken hoe en waarom mensen lachen. Humor in film en toneel is zeker aan bepaalde wetten gebonden maar ook afhankelijk van tijdsgeest en smaak.
In de Middeleeuwen, waren aan de hoven de court jesters ofwel de nar, vaak dwergen. Daar moesten mensen sowieso al om lachen, net als om om gehandicapten en mismaakten. Nog lang ging men op kermissen naar de vrouw met de baard, en mensen als The Elephant Man. Nu zouden we er niet meer om lachen, maar het principe dat je lacht om iets dat afwijkt van de norm geldt nog steeds.
Ik vind de tragikomedie eigenlijk het leukst. Dit genre werkt volgens bepaalde regels. Iemand begint aan een missie of onderneming en de toeschouwer heeft eigenlijk al snel door dat het een heilloze zaak is omdat de hoofdfiguur totaal ongeschikt is om dit tot een goed einde te brengen. Peter Sellars is een goed voorbeeld. In de Pink Panther films speelt hij de detective die zichzelf reuze slim vindt en zijn eigen capaciteiten danig overschat. Iedereen ziet dat, maar hij niet. Je lacht al bij het plan dat hij verzint omdat je weet dat dit moet fout gaan. Die anticipatie-lach, je moet al lachen terwijl er nog niets gebeurt, maar je voorziet wat er gaat gebeuren, is eigenlijk de mooiste lach.
Ook bij Laurel en Hardy moet je lachen om het onvermogen en het leed van een ander. En je mag lachen omdat de hoofdpersoon, toch vaak Oliver, behoorlijk pompeus is. Hoogmoed komt voor de val. Je mag lachen want de man die zo weinig inzicht in zijn eigen vermogens heeft en lijdt aan zelf overschatting, verdient het om te falen. En daar lachen we om. Als de hoofdpersoon een arm jongetje is dat hetzelfde overkomt, is het geen komedie maar een drama.
Als je kijkt naar een klassieke tragikomedie als Cloaca van Maria Goos zie je dat alle figuren lijden aan zelfoverschatting of zaken te rooskleurig voorstellen. De politicus die denkt dat hij minister van Buitenlandse Zaken wordt, de regisseur die vindt dat hij meesterwerken maakt, de advocaat die zeker weet dat hij van de coke af kan blijven en weer helemaal terug kan komen en de ambtenaar die zich in de nesten heeft gewerkt met schilderijen uit het gemeentedepot en er mee weg hoopt te komen. En deze vier mannen proberen hun vriendschap nieuw leven in te blazen, en je weet... dat wordt niks, je ziet ze falen en ja, je lacht. Ik herinner me nog altijd dat regisseur Willem van de Sande Bakhuyzen bleef hameren op het feit dat het een tragedie was en dat we het zo moesten spelen, waar hij gelijk in had, en juist dat maakte het nog leuker. Hoe groter de wanhoop, hoe groter de lach. Comedy is serious business.
Dit is de column van Gijs Scholten van Aschat uit ons laatste nummer.