Boukje Schweigman gaat de grote zaal in
Voor het eerst in haar carriere maakt mimer Boukje Schweigman een voorstelling in de grote zaal, VAL. Erica Smits haalt herinneringen op aan haar voorstellingen en blikt vooruit op VAL.
Laat je maar vallen
Je verliest even je evenwicht. Een kort moment wankel je op je benen. Je voelt je lichaam naar de grond trekken. Meteen pompt je hart als een bezetene, stroomt het bloed naar je wangen en slaat de paniek toe. Nee! Niet vallen! Dat gevoel is precies waar de nieuwe voorstelling VAL van theatermaker Boukje Schweigman over gaat. Geen mens valt graag, maar als Schweigman met dit onderwerp aan de haal gaat, belooft dat iets bijzonders te worden. Schweigman staat bekend om voorstellingen die steeds weer een unieke ervaring oproepen. In haar werk maakt ze met beweging, muziek en licht van het theater een andere wereld. Als toeschouwer beleef je haar voorstellingen niet zozeer ‘met je hoofd’, maar meer nog ‘met je lichaam’. Dat levert voor iedereen persoonlijke ervaringen op. Ook voor mij, als jarenlange trouwe volger van Schweigman’s universum.
Herinnering 1: Grond, 2004, Veemtheater Amsterdam
De gang is lang en donker. Dat wil zeggen, ik dénk dat die lang is. Ik zie geen hand voor ogen. Hij voelt in elk geval lang. Ik heb alleen een touw aan mijn linkerhand om te volgen naar de zaal. Ik vind het om eerlijk te zijn best een beetje eng. Voetje voor voetje kom ik in een donkere ruimte, waar ik op de tast een plekje op een van de lage bankjes vind. Ik zit. Ik zucht. Ik ruik de aarde die op de grond ligt. Langzaam komt er licht en ontstaat vanuit die dikke laag grond een ontroerend duet tussen een oude man en een jonge vrouw. Geraakt door de voorstelling loop ik weer naar buiten, het licht en de lucht in. Dit had ik niet willen missen.
Boukje Schweigman studeerde aan de Mimeopleiding van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Bij de Mimeopleiding werken de theatermakers met name vanuit het lichaam en de ruimte. Daardoor ontstaat werk dat fysiek en beeldend is. Schweigman viel tijdens en vlak na haar afstuderen al meteen op door een aantal bijzondere solo-voorstellingen die ze maakte, waarin ze de toeschouwer steeds wist mee te nemen naar een andere wereld. Rond die periode interviewde ik haar. We spraken toen over de voelbaarheid van ruimte in het theater en de fysieke ervaring van de toeschouwer. Over je open kunnen stellen voor nieuwe ervaringen en over het luie achterover hangen van mensen in een wereld vol indrukken. En over het in ere herstellen van de schoonheid van het detail en het aandachtig kijken. Schweigman zei toen over haar voorstellingen: “Het is mijn grootste uitdaging om de Nederlander uit dat hoofd te halen.”
Herinnering 2: Wiek, 2009, Over het IJ Festival Amsterdam
Als de voorstelling is afgelopen, merk ik dat ik mijn adem heb ingehouden. Ik weet niet hoe lang, maar blijkbaar lang genoeg om die eerste ademteug een flinke te laten zijn. Het afgelopen uur – dat is een gokje, ik ben mijn gevoel van tijd kwijt – hebben drie danseressen het opgenomen tegen een genadeloos ronddraaiende wiek. De uitputting is van hun gezichten te lezen, maar ook een verbeten doorzettingsvermogen om elke keer opnieuw, eroverheen of eronderdoor, de wiek te ontwijken. Een hypnotiserende en ontroerende ervaring, waarbij het lijkt alsof ik zelf in die piste heb gestaan.
Door de jaren heen heeft Schweigman voorstellingen gemaakt op bijzondere locaties, maar ook de theaters opgezocht. Eerst de kleinere zalen, maar inmiddels maakt ze ook voor de grote zaal met haar eigen gezelschap Schweigman&. Daarbij blijft het oproepen van een bijzondere zintuigelijke ervaring het uitgangspunt, altijd in nauwe samenwerking met muziek en vormgeving. Zo ook bij VAL. Schweigman maakt de voorstelling in samenwerking met rietkwintet Calefax, componist Yannis Kyriadides en scenograaf Theun Mosk. Stuk voor stuk gerenommeerde kunstenaars die een nieuwe wereld weten op te roepen in het theater. Samen maken zij een ‘muzikale ode aan vallen’. Want, zo stelt Schweigman, in onze maatschappij kijken we liever naar de stijgende lijn: altijd hoger, verder, sneller, meer. Maar hoort vallen niet gewoon bij het leven? Water verdampt, stijgt op en valt terug als regen; een mens leert en leeft met vallen en opstaan. Waar blijft onze creativiteit als we geen sprong in het diepe meer durven wagen?
Herinnering 3: Spiegel, 2012, Verkadefabriek ’s-Hertogenbosch
Ik zie niets. Waar ben ik? Ik zit op een bankje, oké. Vóór mij een wand, met een breed kijkkader, oké. Ik kan mijn handen en armen op een rand leggen, zodat ik iets naar voren kan buigen, oké. Dan zie ik een lichtje. Een beweging. Een spiegeling. Ik zie een man en een vrouw. Ze lijken van onder te komen, maar dat kan helemaal niet. Toch? De vloer blijkt een spiegelglad wateroppervlak te zijn, de spelers hangen er boven en ik kijk naar hun reflectie. Ik krijg steeds meer aandacht voor de man en een vrouw in die gespiegelde wereld. Zoals zij die wereld en elkaar ontdekken, zo ontdek ik ook de schoonheid van die wereld en word ik geraakt door de onmogelijkheid om nader tot elkaar te komen.
“Mijn werk spreekt heel direct je zintuigen aan, is direct in de ervaring”, vertelt Schweigman. “Je hoeft geen voorkennis te hebben, je hoeft niet intellectueel te zijn. Je moet het durven ondergaan”. Dus, ogen dicht en laat je maar vallen. Boukje vangt je wel op.
VAL van Boukje Schweigman is te zien t/m 21 november in de theaters